Schulden, crisis en vertrouwen, drie woorden die momenteel veelvuldig in het nieuws zijn. Omdat het begrip van hoe die woorden zich tot elkaar verhouden zo belangrijk is bij het bepalen wat te doen in deze tijd wil ik op de verhoudingen tussen deze begrippen ingaan.
2008: kredietcrisis
Omdat de oorzaak van de huidige crisis ligt in een excessieve opbouw van schulden, oftewel krediet, is het vanzelfsprekend dat de crisis begon als een kredietcrisis. Opzich is de directe opbouw van schulden niet het probleem, er zijn al jaren hoge schuldniveau's in de wereld. Het echte probleem ligt in de onderliggende betekenis van het woord. Het woord krediet is afgeleid van het woord credere, wat vertrouwen betekent. Er wordt aan iemand een som geld geleend in het vertrouwen dat die het terug zal betalen. Zowel Lehman Brothers als DSB Bank vielen omdat er een vertrouwenscrisis ontstond die zich richtte op die organisaties waarbij iedereen zijn geld weg begon te halen.
Het begin in 2000: Aandelencrisis / beurscrisis
Dit vertrouwen is in de afgelopen jaren steeds verder op de helling komen te staan. De kredietcrisis komt voort uit het ontbreken van het vertrouwen dat men netjes zijn schulden af zal betalen. Het ondermijnen van dit vertrouwen is al een jaar of tien aan de gang. Denk maar aan de beurscrash van 2000, in een tijd dat iedereen in de waarde van aandelen geloofde. Aandelen zijn overigens ook een vorm van krediet, je treedt op als kredietverstrekker aan een grote organisatie. Sinds die tijd gaan wereldwijd van crisis naar crisis en wordt geprobeerd het systeem zo lang mogelijk gaande te houden. De voorbeelden van deze crisis kunnen we allemaal wel bedenken en zijn eenvoudig te vinden op internet.
Resultaat van vertrouwenscrisis: Kredietkrimp
Het vervallen van de ene crisis in de andere kan echter niet zonder gevolgen blijven. Op enig moment kantelt het geloof van de bevolking in de systemen die we hebben in onze maatschappij. Men verliest het vertrouwen in die systemen. Het moment dat dat gebeurde, is het begin geweest van de kredietcrisis. De reden hiervoor is dat de bereidheid van de bevolking om schulden op zich te nemen dan sterk gaat afneemt. De groei van de totale hoeveelheid uitstaand krediet zwakt dan af en wordt uiteindelijk zelfs negatief, dit lijkt dan tot kredietkrimp of kredietcontractie. Deze kredietkrimp is een probleem omdat het voor de een om in staat te zijn zijn lening af te lossen nodig is dat een ander weer een lening op zich neemt. Nu dus de bereidheid om nieuwe leningen aan te gaan wegebt, blijven mensen meer en meer met onaflosbare leningen zitten.
Er is nog een belangrijk kenmerk aan het feit dat het boven alles een vertrouwenscrisis is. Dit is namelijk dat het niet echt helpt voor de overheid om er geld tegenaan te gooien. Dit favoriete middel van de overheid verzacht de problematiek wel voor een tijdje, maar uiteindelijk is het vooral het vooruit schuiven van het probleem. Zodra de overheid stopt met stimuleren zakt alles weer in elkaar. Dit komt omdat niet een gebrek aan geld het probleem is, maar een gebrek aan vertrouwen. De enige manier om het vertrouwen weer echt terug te laten komen is het terugbrengen van de hoeveelheid krediet naar acceptabele proporties. Dan ontstaat weer de bereidheid om geld uit te geven. Dit betekent dus dat er pijn genomen moet worden, er moeten schulden afgeschreven worden. In feite zouden banken gewoon de niet inbare schulden af moeten schrijven en zullen er dus een aantal banken failliet moeten gaan. Dit gaat echter niet zonder de schuldenportefeuille tegen gereduceerde waarde te verkopen. De reden hiervoor is dat als de schulden gewoon weggestreept worden dan stimuleert het onverantwoord leen- en afbetalingsgedrag wat op zich dan ook weer het vertrouwen ondermijnt.
Vanaf 2010: Van kredietcrisis naar obligatiecrisis
Wat we echter zien is dat dit afschrijven van oninbare schulden door de banken niet is wat gebeurt in de praktijk. De enige uitzondering waar het wel gebeurde is bij de DSB-bank. Wat er echter gebeurt is dat de problemen doorgeschoven (of doorgerold) worden. Zo zien we dat de kredietcrisis (wat een crisis binnen de banken was) zich ontwikkelt heeft naar een obligatiecrisis. Dit komt doordat de overheid de schulden van de banken op zich is gaan nemen door enorme hoeveelheden geld aan de banken te geven. Deze obligatiecrisis is dus een probleem voor de overheidsfinancien, die uiteindelijk de overheid ertoe aanzetten om sterk te gaan bezuinigen.
Vanaf 2011: Van obligatiecrisis naar pensioencrisis
Maar vooraleerst onderneemt de overheid allemaal trucks om de obligatierentie laag te houden. Dit is weer een probleem voor de pensioenfondsen die grote belangen hebben in de obligatiemarkt en daar voor hun rendement afhankelijk zijn van een fatsoenlijke rente. Zo wordt de crisis ook een pensioencrisis.
Uiteindelijk: Valutacrisis
Uiteindelijk moeten al die crisis tot een oplossing komen, en als niemand de pijn wil nemen is er maar 1 partij die er iets mee kan, dat is de overheid. Om uiteindelijk iedereen keurig aan zijn verplichtingen te kunnen laten voldoen gaat de overheid eindeloos stimuleren en daardoor uiteindelijk geld bijdrukken. Als dit in te grote hoeveelheden gaat gebeuren gaat gebeuren treedt verwatering van de munteenheid, van de valuta, op en monden de problemen uit in een valutacrisis. Het bijeffect van het bijdrukken van geld en de verwatering die daarmee optreedt zal zijn dat het vertrouwen in de waarde van de valuta afneemt. Wat is begonnen als een vertrouwenscrisis eindigt dus ook als een vertrouwenscrisis. Het resultaat van dit afnemende vertrouwen zal zijn wat verwoordt wordt in de uitspraak dat de waarde van elke munteenheid uiteindelijk terugkeert naar zijn intrinsieke waarde (lees de fysieke waarde, ipv de nominale, er aan toegekende of gepercipieerde waarde). Die intrinsieke waarde, is bij ons digitale geldsysteem van bits en bytes nagenoeg gelijk aan 0.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten